Het lijkt zo gewoon, familie. Papa, mama en de kindjes. Voor veel mensen is het echter niet gewoon. Waar miljoenen families ‘gewoon’ zijn met een ouderpaar en een of meerdere kinderen, zijn er ook veel gezinnen die minder ‘gewoon’ zijn. Gebroken families door scheiding of door overlijden van een ouder of een kind. Gezinnen die nooit compleet zijn geweest omdat vader niet in beeld is en nooit geweest. Maar ook families waar al heel snel geen opa’s en oma’s meer waren. Als je het zo bekijkt, zijn er eigenlijk maar weinig families waar iedereen van, zeg maar drie generaties, nog leeft of in beeld is.
Hoe erg is dat? Ieder huisje heeft zijn kruisje. Vrienden kies je, familie krijg je. Het zijn uitdrukkingen die familie als een gegeven weergeven met ook de negatieve kanten. Die zijn er ook, helaas. De pijn van een scheiding voor ouders en vooral voor de kinderen. De problemen van huiselijk geweld achter vele voordeuren en de ziekten en kwalen die ervoor zorgen dat mantelzorg een grote extra belasting wordt.
Het is dus niet altijd rozengeur en maneschijn in families. Waarom is die dan toch zo belangrijk? Ik kan tenslotte niet aan het bloed van mijn broers en zuster zien dat we familie zijn en ik heb nog nooit het DNA van hen en mij vergeleken. Hoe weet ik nou zeker dat zij werkelijk biologisch mijn familie zijn? En hoe belangrijk is dat eigenlijk?
Ik begrijp de band en de onvoorwaardelijke liefde van een ouder voor een kind. Iedereen die kinderen heeft, weet dat, voelt dat en kent de levenslange ‘liefdevolle zorgen’ die je hebt voor je kinderen. Maar waarom voel ik mij ook zo gebonden aan mijn broers en zuster, waarom zelfs aan neven en nichten, oom en tantes? Is het instinct? Is het ons reptielenbrein die dit soort gevoelens oproept? Bestaan er daarom tribes en clans?
Morgenavond is er een documentaire ‘Oorlogskinderen’, waarin vier mensen op zoek gaan naar hun vader die waarschijnlijk een soldaat was in 1945 met wie hun moeder, al dan niet kortstondig, een relatie heeft gehad. Daaruit zijn zij hoogstwaarschijnlijk voortgekomen. Die vaders leven waarschijnlijk niet meer en zijn in elk geval nooit in beeld geweest. Een van de mensen die haar roots zoekt in deze documentaire, is Ans. In een voorstukje zag ik dat zij na een stevige zoektocht een zuster in Canada vindt. Het is ontroerend om de wederzijdse emoties te zien als zij elkaar voor het eerst zien en omhelzen.
Het trof mij dat twee vrouwen op gevorderde leeftijd, die dus beiden een groot deel van het leven al geleefd hebben, zonder wetenschap van elkaar, die beiden hun vader niet of nauwelijks gekend hebben, andere moeders hebben gehad, alleen op basis van de wetenschap dat ze familie zijn, elkaar heftig geëmotioneerd, huilend in de armen vallen. Kennelijk is de wetenschap van die familieband voldoende om het ook zo te ervaren.
Dat effect speelt dus ook in verzorgingstehuizen. Natuurlijk is het fijn als er begripvolle en medelevende verplegers, verzorgers en begeleiders zijn die je kunnen bijstaan in je laatste momenten. En misschien zijn het zelfs wel de mensen die je de laatste maanden of zelfs jaren het meest hebt gezien, maar het zijn niet je kinderen, het zijn niet je kleinkinderen. Want hoe ouder je wordt, des te meer hecht je juist aan familie.
Wat is dan een extra maand, of misschien zelfs wel een extra jaar waard, als je die zonder je familie moet doorbrengen? Want je familie is dus niet zomaar wat, het is je verbintenis met het leven, de waarde van het leven die steeds belangrijker wordt naarmate je ouder wordt.
Daarom gun ik onze ouderen best een paar maandjes minder, als daarmee de kwaliteit een paar jaar omhooggaat.
Blijf thuis of bezoek je familie, blijf rustig en blijf gezond. Morgen weer een dag.
Reactie plaatsen
Reacties